Norwich Terrier
Rasstandaard volgens de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland.
Groep | Terriërs |
FCI | 72 |
Sectie | 2 |
Herkomst | De naamsoorsprong ligt in het graafschap Norfolk (Engeland), maar zijn geschiedenis ligt in Cambridge, waar ze rond 1870 voornamelijk door studenten werden gekocht. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog maakte het ras moeilijke tijden door. De Norwich Terriër (staand oor) en de Norfolk Terriër (hangend oor) behoorden tot de jaren zestig van de vorige eeuw tot één en hetzelfde ras. |
Algemeen voorkomen | Kleine, lage, alerte hond. Compact, sterk en met stevige botten. De rug is kort, de snuit wigvormig, krachtig en met sterke kaken. Maakt een onbevreesde indruk; de rasstandaard noemt hem een ‘duiveltje’ voor zijn afmetingen. Het nu nog gecoupeerde staartje wordt zwierig gedragen. |
Schofthoogte | 25 – 26 cm |
Gewicht | Ongeveer 6 – 6,5 kg |
Vacht | De vacht is recht, hard en ruwharig. Dicht op het lichaam liggend en met een dichte ondervacht. Langer en grover aan hals en schouders, waar de haren een kraag vormen. Kleur: alle tinten rood, strokleurig, zwart met roestbruin of grauw. Witte vlekken of aftekening toegestaan, maar ongewenst. |
Gebruik | Oorspronkelijk gefokt voor de verdelging van ratten, muizen en konijnen. Nu hoofdzakelijk gezinshond, maar wel een die zijn afkomst niet is vergeten. Vriendelijk voor kinderen. |
Gezondheid | Geen ernstige rasgebonden afwijkingen bekend. |
Aard | Beminnelijk, energiek, vrolijk, kwiek en onverschrokken. |
Bijzonderheden | De vacht moet regelmatig geplukt worden, maar moet wel vol blijven. Voeten en oren moeten ook van overtollig haar worden ontdaan. |